In een pretpark tegenover de hemel

In een pretpark tegenover de hemel

 ‘In een pretpark tegenover de hemel’ vertelt het verhaal van een man die na een brand terugkeert naar zijn geboortestad waar hij jarenlang niet is geweest en op zoek gaat naar zichzelf.

Artimo, 139 pagina’s, e 16,-

‘De Man zonder naam’

recensie De Groene Amsterdammer 30 september 2005 door Reinier Kist

 

Alles lijkt te willen vervreemden en ontwrichten in In een pretpark tegenover de hemel, de debuutroman van beeldend kunstenaar Jan Rothuizen. De grafische vormgeving, waarbij Rothuizen nauw betrokken was, is totaal anders dan wij gewend zijn. Het formaat is iets smaller en langer dan gebruikelijk bij een roman, waardoor het boek enigszins doet denken aan een dichtbundel. Ook de titel en de naam van de auteur ontbreken op de voorpagina. Het meest opvallende is dat om de paar pagina’s op het helderwitte papier foto’s van mensen over de tekst worden afgedrukt. In het colofon, eveneens ongebruikelijk voor een roman, kunnen we lezen dat deze door de auteur werden verzameld “uit tijdschriften, kranten en boeken volgens het criterium dat ze op hem lijken”.

Niet alleen het uiterlijk van de roman, maar ook de inhoud en stijl zorgen voor een enigszins vervreemdende ervaring. In an Amusement Park Opposite Heaven bestaat uit vrij korte, onsamenhangende hoofdstukken waarin een duidelijke verhaallijn moeilijk te vinden is. Alsof dat nog niet desoriënterend genoeg is, lijkt de hoofdpersoon ook nauwelijks vorm te krijgen. Hij is een naamloze figuur in een naamloze stad, wiens gedachten vrijwel niet vertegenwoordigd zijn. We komen er niet achter wie hij is.

Dit personage woont in een huis “aan een brede straat met hoge gebouwen”. In de proloog vat dit huis vlam, toevallig op hetzelfde moment dat zijn moeder belt met “slecht nieuws”. De ongrijpbaar platte beschrijvingen op deze openingspagina’s zijn in eerste instantie een teleurstelling, want hoe kunnen we dezelfde paniek voelen als hij als we ons de geest van deze man niet kunnen voorstellen? Hoe kunnen we de rook ruiken die langzaam de kamers vult als alle details van die kamers ontbreken?

Gaandeweg krijgen de hoofdpersoon en zijn omgeving wat meer vorm, maar slechts geleidelijk. Na de brand keert hij terug naar zijn geboorteplaats, waar hij al jaren niet meer is geweest. Hij gaat met zijn moeder naar het ziekenhuis, omdat ze ziek is. De dokter vertelt hen: “Het is kwaadaardig, uitgezaaid en vergevorderd.” Ondertussen doet de hoofdpersoon de dingen die iedereen doet die na jaren van afwezigheid terugkeert naar zijn oude stad. Hij ontmoet een oude vriendin in een restaurant en bezoekt een ex-vriendin en haar man. Maar tegelijkertijd vertoont hij veel vreemd gedrag. Hij slentert door zijn geboorteplaats en doet zich voor als toerist, liegt tegen een man dat hij een vrouw en twee zonen heeft, en imiteert de exacte acties van een volslagen vreemde in een warenhuis. Kortom, hij neemt steeds een andere, nieuwe identiteit aan door mensen te imiteren. Nu worden de platte beschrijvingen en karige informatie over dit zielloze, lege personage plotseling overladen met betekenis. Want deze persoon was en is al die tijd bijna niemand. Als we de proloog herlezen, wanneer hij besluit terug te keren naar zijn geboorteplaats, vinden we de opmerking: “Hij wil niet langer leven waar hij altijd iemand anders zal zijn.” De stad waar hij een vreemdeling was, heeft zijn identiteit uitgewist, hij is daar letterlijk ‘een ander’ geworden.

Zodra we dat weten, wordt de roman pas echt interessant. In een pretpark tegenover de hemel wordt onderzoek gedaan naar de leegte van het begrip identiteit. Volgens Rothuizen bouwen mensen hun identiteit op aan de hand van de mensen en dingen om hen heen. De hoofdpersoon in de roman vergelijkt zichzelf met een kat die hij ooit had ‘die opgroeide tussen drie honden en aannam dat hij ook een hond was. De kat blafte, hief zijn poot op om te plassen en als hij langs een spiegel liep, gromde hij naar zijn eigen spiegelbeeld. Als hij erover nadenkt (), vraagt hij zich af of hij, net als zijn kat, nadenkt over dingen die niet van hem zijn.” In een pretpark tegenover de hemel is het individu vervreemd van zichzelf, zijn eigen identiteit is een illusie en dat maakt het kennen van de ander onmogelijk, we zien alleen eindeloze weerspiegelingen van onszelf in elkaar.

Ditzelfde thema wordt uitgewerkt in de fotocollectie, verspreid over het boek. Zoals gezegd heeft de auteur foto’s verzameld van mensen die op hem lijken. De auteur spiegelt zich ook in anderen. Maar wat voegen deze foto’s toe aan wat nog niet in de tekst staat? Eigenlijk helemaal niets. Thema en stijl samensmeden in een pretpark tegenover de hemel tot een zeer succesvolle, vreemde roman. Rothuizen maakt prachtige, heldere zinnen die door hun eenvoud en pure fantasie een natuurlijkheid hebben waar je soms naar snakt. De vormgeving en foto’s leveren wel een bijzondere bijdrage, maar verdiepen het thema niet; deze roman is sterk genoeg om op zichzelf te staan.

“Hij opent zijn ogen. In de verte klinkt een tram die zich piepend door een bocht wringt. Een sirene komt op en verdwijnt in de ruis van de weg die als een lus om de stad is geworpen. Hij draait zich om en sluit zijn ogen weer. Hij wil niet als eerste beginnen. Hij wil wakker worden in een stad die al bedacht heeft wat ze gaat doen. Een stad die al is opgestaan en waar hij alleen maar in hoeft te stappen.”

Review https://www.groene.nl/artikel/de-man-zonder-naam